Laatstgenoemde stond mee aan de GVT-wieg en zou een van de motiverende en drijvende krachten achter onze vereniging blijven. Hij combineerde met een zeker gemak taken in de organisatie, penningbeheer en decorbouw. Hij wist dreigende confrontaties en onverenigbaarheden tijdig en tactisch te kortsluiten. Van hem kennen we de uitspraak: ‘Problemen zijn er om opgelost te worden’. Die aanpak bleek –tot onze scha– besmettelijk.
Weer was het zoeken naar spelers. Er verscheen o.a. een volledig nieuwe vrouwelijke cast:
Lea Mertens (María, hoofdrol, de non; later bestuurs- en beheerraadslid), Lisette Vleugels (Pilar) en Angela Peeters (Inés). Deze laatste viel tussen twee scènes in de coulissen flauw, werd vakkundig bijgewerkt, kreeg een ander kleedje aan en werd terug de scène opgeduwd voor enkele laatste replieken. Ook Carlo Hossey (de Boss) en Hans Claesen (krantenboy) waren nieuw. Jan Lembrechts (Paco, manusje-van-alles), Gaston Vanhoof (Carlos) en Jo De Mey (Fede) waren de slechteriken die uiteindelijk de duimen moesten leggen.
De set: Madrid, de hete zomer van 1962. Een stelletje dieven komt zich in een gehuurd flatje verschuilen om de pers en ook zichzelf te laten bekomen van een zoveelste inbraak. Ditmaal zijn ze in Burgos actief geweest. Een van de bendeleden is tijdens die actie ziek geworden. De thuisverzorging neemt totaal andere vormen aan dan de bende zich had voorgesteld…