Lea Mertens en Anja Vanlommel zorgen voor rekwisieten en kledij. Maria Geerinkx ontwerpt en creëert de kostuums. Set: CC de Werft.
Alex Martens schrijft een fraai programmaboekje en speelt een belangrijke rol als verteller (Brussels ketje, Fréke Bonheur). Leopold II wordt op de scène gezet door Marc Wijnants.
Verder nog in de rollen: Mia Wouters (Marie-Henriette, koningin der Belgen), Jos Dillen (koning Leopold I en pastoor Cooreman), Stefan Vanlommel (de jonge Leopold II), Kris Huysmans (de jonge Marie-Henriette), Mimi Van Roosbroek (Charlotte, zuster van Leopold II, nieuw bij ’t GVT; vele rollen zullen nog volgen ), Mia Vaneynde (prinses Louise, oudste dochter van Leopold II), Inge Deroy (prinses Stephanie, tweede dochter van Leopold II), Anne Verreyt (prinses Clementine, jongste dochter van Leopold II), Anja Vanlommel (Caroline Delacroix, maîtresse van Leopold II), Filip Kennis (Georges, kamerdienaar), Frans Belmans (minister August Beernaert), Alex Janssens (ministere Jules De Trooz), Ivo Verreyt (minister August Lambermont en baron Gofinet, hofdignitaris), Sven Verreyt (baron Snoy, hofdignitaris), Chris Hendrickx (Rosalie, straatzangeres) en Mieke Van den Brande (Mieke, straatmuzikante).
De spetterende satire Leopold II, koning der Belgen van Frans Depeuter vertelt alles wat de officiële geschiedenisboeken niet vermelden of niet durven vermelden over Leopold II van Saksen-Coburgh, deze Saligaud II zoals Le National Belge ooit blokletterde. Zijn ‘marriage de raison’met Marie-Henriette en de daaruit voortkomende problemen, zijn escapades in Parijs, de ‘roze balletten’ in Londen, het politiek opportunisme bij het uithuwelijken van zijn dochters, de opsluiting van zijn dochter Louise in een gekkenhuis, zijn misprijzen ten overstaan van de democratie en zijn ministers, zijn megalomane bouwwoede in Brussel, zijn afkeer voor de Vlaamse taal, de sociale onlusten en de bloedige onderdrukking ervan, zijn koehandel met Kongo en de uitbuiting der zwarten, het huwelijk met een gewezen call-girl op zijn sterfbed… Al de taferelen worden in een vlijmscherpe, satirische toon aan mekaar gepraat door een simpel ketje, Fréke Bonheur, in een sappig Brussels.
Het wordt een lang, zeer lang (te lang?) kostuumstuk met verscheidene decorwissels, muzikale omlijsting, een uitgebreide cast en vele medewerkers, goede regisseur ook, beslist een van de betere stukken van ’t GVT, waar IEDEREEN met veel vreugde aan terugdenkt.
Recensie, Nieuwsblad van Geel – ’t Geels Volkstoneel – “Leopold II, koning der Belgen”
Hij heeft er inmiddels een over Leopold III (de gevangene van Laken) en over Leopold I (het orakel van Europa), ja zelfs een over prinses Charlotte (Mama Carlota), maar ’t Geels Volkstoneel koos voor de theatrale vorm van royalty watching waarmee Frans Depeuter in 1989 als toneelauteur debuteerde. “Cleopold, koning der Belgen” heette het stuk oorspronkelijk en regisseur Erik Goris had er de schaar ingezet, verklaarde Alex Martens vooraf aan dit blad. Ondermeer van de “C” in de titel is inderdaad geen sprake meer. Het moeten daar overigens theatermarathons geweest zijn, in 1989 in Herentals, want de “geknipte” versie die ’t Geels Volkstoneel dit weekend nog op het Werftpodium brengt, was met haar doek om kwart voor twaalf niet wat je een vluggertje noemt.
“Leopold II” valt terug op een vlekkeloze theatertekst. Depeuter, ook vóór ’89 al veelvuldig gelauwerd als dichter, prozaïst en essayschrijver, hoeft niet te worstelen met zijn taal (of geeft althans die indruk). Dit is een oude maestro die je geen nieuwe deuntjes moet leren, zoveel is duidelijk. Hij mikte met deze Leopold II bovendien niet alleen op amusement, want al wil het GVT om zijn publiek niet te missen vooral het humoristische aspect van het stuk in de verf zetten, bevat die tekst in de eerste plaats toch een systematische historiek van een merkwaardig vorstenleven. Waarbij het er Depeuter vooral om te doen was het ‘verborgen’ leven van onze koningmetdebaard te schetsen, het verhaal dat niet in de geschiedenisboekjes staat. Het volstaat het te kennen om te weten waarom. Het zijn anders gezegd niet de meest nobele eigenschappen van onze tweede koning waar het in Leopold II om te doen is. “Popol” wordt ten tonele gebracht als een nog minimaal idealistische jongeman, die echter al snel evolueert naar een cynische, harteloze en dikhuidige despoot, die zijn omgeving en zijn onderdanen minacht, gedreven wordt door een oeverloze ambitie om tot de groten der aarde gerekend te worden en ondertussen met een nog grotere libido de warmere gebieden van de internationale beau monde afschuimt. Een juist beeld, vermoedelijk.
We volgen die vreemde man van in zijn adolescentie tot aan zijn graf en worden daarbij gegidst door een zeker Fréke Bonheur, een Brusselaar van volkse komaf. Hij is de verteller, die tussen de (zeven) scènes waaruit het stuk is opgebouwd, het verhaal van Leopold II vertelt. In een weliswaar niet helemaal puur, mô surtout deuj de serjeus dikke longeur van zennen beuteram toch wried verdienstelak Broeksels. De monologen van Fréke Bonheur kunnen bijna als een stuk op zichzelf aanzien worden. Wij hebben bijvoorbeeld een zekere J. Schoenaerts ooit “avondvullend” veel korter van stof weten zijn dan Alex Martens, die met deze massaal veel concentratie vragende heksentoer de eerste pijler is waarop de GVTversie van Leopold II steunt.
De tweede is de titelrol zelf, gespeeld door Marc Wynants. Met uitzondering van de eerste scène, waarin Stefan Vanlommel de jonge Leopold II speelt, staat hij quasi voortdurend met de zwaarste rol op de scène. Meer dan twee uur en half is hij letterlijk de koning van de Werft. Met zijn wat lijzige stem (bereidwillig in bruikleen gegeven door Reginald Moreels), zijn gammele heup en dito Nederlands, zijn goed humeur en zijn slecht karakter, zet hij waarschijnlijk niet de historische figuur neer die tussen 1835 en 1909 in Brussel leefde, maar zeker wel de “Cobourg” die Frans Depeuter voor ogen had toen hij dit stuk schreef. De rol is alleen al door zijn omvang niet voor broekjes, waarbij de heer Wynants zich wat ons betreft en met ingang van 17 april nooit meer hoeft te rekenen.
Alex Martens en Marc Wynants doen het dus bijzonder goed, en ze worden fraai omgeven. Er zijn zeer goede bijrollen: Mia Wouters als Koningin MarieHenriette, Anne Verreyt als prinses Clementine, Filip Kennis als kamerdienaar en Frans Belmans als minister Beernaert om de voornaamste te noemen. Ook het decor, majestatisch met Dorische zuilen, klassieke bustes (inclusief anachronistische knipoog, met ook Boudewijn in het rijtje), meubilair uit de belleépoque en een mooi uitgelichte troon, is wars van parochiezaalallures en deugt zowel als troonzaal, parloir en cabinet. Vakwerk. Muzikaal hebben we evenmin klachten. Dat evolueerde tussen het flardje CDmuziek van de Leeuwenkoning om aan Afrika te doen denken en het iets rauwere levenslied van het duo Mieke Van den Brande & Chris Hendrickx. Om maar te zeggen: qua enscenering zat deze GVTvoorstelling weer behoorlijk snor. Zeer verzorgd en erg geslaagd.
Om de som van die en van nog andere redenen valt het te hopen dat ’t Geels Volkstoneel met deze Leopold II de mate van succes mag boeken dat de prominentere plaatsen in de annalen van de toneelvereniging waard is. Toch weet ik bijna zeker dat er van kijkerswege ook andere berichtgeving zal volgen. Aan de genietbaarheid van de voorstelling wordt namelijk in een mate die wellicht voor eenieder verschilt afbreuk gedaan door haar duur. Het stuk lijdt onder de iets te nadrukkelijke behoefte om volledig te zijn, om het verhaal toch maar met alle nuances en details te vertellen. Fréke Bonheur had bij wijlen last om zijn tekst, waarbij je op den duur bijkans voetnoten gaat verwachten, op kruissnelheid te houden en dat lag niet aan Alex Martens, maar aan de omvang en de structuur van die tekst. Langdradig is dit stuk niet, maar ook langdurigheid kan een toneelavond schaden; de regie had de schaar rigoureuzer kunnen hanteren, zou je denken. Goede stukken weggooien moet kunnen zolang je de heel goede maar overhoudt. Trop is teveel en teveel is trop, zei de koning in navolging van de premier die lang na hem zou komen, en daar dacht ik ook aan toen het bij het buitengaan kwart voor twaalf bleek te zijn. Leopold II is twee keer anderhalf uur spel. Het is niet terecht en het zou zelfs enigszins oneerlijk zijn het oordeel over deze knappe GVTprestatie te laten domineren door de nadelen van haar lange duur, maar u houdt er toch maar beter rekening mee als u zonder boterhammen de zaal betreedt. Achteraf nog iets gaan eten zal niet overal meer kunnen, maar zeker weten uw honger naar een voortreffelijke brok toneel wordt gestild.
Dirk Kennis